Het was op een zaterdagavond in het voorjaar dat Arian Rijsdam de opdracht kreeg om, met een voor hem onbekende 3e-jaars Aios, een visite af te leggen in Lisse. Arian zat al in de auto terwijl de arts in wording nogal op zich liet wachten. Enkele minuten later stapte een goed geklede jongeman, gehuld in een moderne pantalon met lakschoenen in de visiteauto. Arian stak een amicale hand uit en stelde zichzelf voor. “Bart”, prevelde de jongeman met zijn gladgeschoren kin die de 25 nog niet aangetikt kon hebben. Arian trapte op het gaspedaal en snel koppelde Bart zijn veiligheidsriem in het slot. “We moeten een katheter gaan zetten”, kondigde Bart aan terwijl hij Arian opnam. “Ik heb dat nog niet vaak bij de hand gehad”, vertrouwde hij de chauffeur toe. “Geen punt”, stelde Arian en vervolgde met de belofte: “Ik sleep je er wel doorheen”.
Aangekomen bij het seniorencomplex betraden ze de bescheiden slaapkamer van het bejaarde echtpaar Van Dijk. Meneer lag met een hoog rode kleur in bed en bewoog onrustig met zijn benen. Mevrouw Van Dijk was er prompt ook onrustig van geworden. Bart gaf meneer een hand en stelde zich voor. Arian begon spullen klaar te leggen om de patiënt van zijn overvolle blaas te kunnen verlossen. Handschoenen, glijmiddel, de katheter, bedbeschermer… Arian handelde met een vanzelfsprekendheid alsof hij zijn
broodtrommel klaarmaakte voor de volgende werkdag. Bart keek gespannen toe en begon zijn handen te desinfecteren. Meneer Van Dijk staarde naar het plafond, wilde zich overgeven maar de druk op zijn blaas belemmerde de capitulatie. Bart begon aan zijn uitdaging en worstelde zich door de volgorde van handelingen heen met een haast die zijn chauffeur deed zeggen “Rustig aan, rustig aan.” De gel moest immers de tijd krijgen om meneer zijn gevoelige onderdelen, minder gevoelig te krijgen. Na een kwartier
ploeteren ontspande Bart plots zichtbaar en fluisterde verrukt: “Kijk hij loopt”. Arian zag het en deelde oprecht mee in de feestvreugde. Wat Arian even later ook zag was dat de urinezak aan de onderkant eveneens begon te lopen. Terwijl meneer Van Dijk vanaf zijn kruin begon te ontspannen, druppelden geel gekleurde parels via de urinezak op de zwarte lakschoenen van de derdejaars aios om er in kleine straaltjes spontaan vanaf te glijden. Arian voelde een lachsalvo aankomen die hij probeerde in te houden. Met zijn handen voor zijn mond, vluchtte hij door de hal naar de gang van het complex alwaar hij
zelf de strijd aanging om de boel droog te houden. Op de terugweg vroeg Arian zich in gedachten af wie er nu het meest opgelucht was, de patiënt of de aios. “Ik heb fantastisch werk”, eindigt Arian zijn relaas.
Behalve de naam van Arian Rijsdam, zijn de overige namen van betrokkenen en plaatsen gefingeerd i.v.m. privacy.