De acute zorg staat onder druk. Dat weten huisartsen en triagisten als geen ander. Wachttijden lopen op, patiënten worden complexer, en de beschikbare capaciteit is niet eindeloos. Maar in die drukte ontstaan ook kansen. De samenwerking tussen de huisartsenspoedpost (HAP) en Hecht RAV Hollands Midden wordt steeds intensiever. De vier medisch managers ambulancezorg (verder MMA’ s) van de RAV nemen ons mee in een verhaal over slimme inzet, wederzijds begrip en het lef om anders te kijken naar zorg. Aan het woord: Ingrid van Dijk, Matthijs de Visser, Marthe Hofman en Annemarie van der Velden.

De werkelijkheid op straat
Wie denkt dat de ambulance er alleen is voor acute, levensbedreigende situaties, heeft het mis. Natuurlijk: bij reanimaties, beroertes en ongevallen is snelle inzet cruciaal. Maar steeds vaker wordt 112 gebeld omdat mensen geen andere uitweg zien. Niet alleen patiënten zelf, maar ook zorgprofessionals grijpen naar het alarmnummer als de druk in de keten te hoog wordt. “Als de huisarts geen plek vindt voor een
patiënt, dan is 112 soms de enige overgebleven optie,” vertelt Marthe Hofman, SEH-arts en MMA. “Dan bellen patiënten niet omdat het per se spoed is, maar omdat ze nergens anders terecht kunnen.” En dat terwijl de capaciteit van de ambulancezorg beperkt is. Elke onnodige rit betekent dat een ander mogelijk
moet wachten. “Ons basisproduct is paraatheid,” zegt physician assistant en plaatsvervangend MMA Matthijs de Visser. “We willen beschikbaar zijn op het moment dat inzet van de ambulance echt nodig
is. En daarvoor moeten we met elkaar kritisch blijven kijken naar de vraag: is deze inzet medisch gezien noodzakelijk?”
Meer dan vervoer – een systeem van zorg
De ambulance is al lang geen rijdend bed meer. Achter het blauwe zwaailicht zit een zorgvuldig systeem van zorg. Van hoogcomplexe ALS-auto’s tot PA/VS-eenheden die zelfstandig diagnoses kunnen stellen en medicatie voorschrijven. En van middencomplex vervoer tot rapid responders die zonder brancard patiënten op straat behandelen. Deze diversiteit maakt het mogelijk om zorg op maat te leveren – mits de triage klopt. Daar komt de samenwerking met de HAP nadrukkelijk om de hoek kijken.
“De ambulance is geen taxi, en een middencomplexe inzet is geen vangnet voor twijfelgevallen. De inzet moet passen bij de medische noodzaak,” legt Annemarie van der Velden, SEH-arts en MMA uit.
De vier gezichten van ambulancezorg
- ALS-auto (Advanced Life Support)
- Hoogcomplexe zorg, rijdt zo nodig met sirene.
- Voor acute, levensbedreigende situaties zoals reanimatie, hartinfarct, beroerte of
gecompliceerde
bevallingen.
- Middencomplexe ambulance
- Rijdt zonder sirene, verricht geen zelfstandig onderzoek en stelt geen diagnoses.
- Ingezet op inschatting van de meldkamer, bijvoorbeeld bij een heupfractuur of vervoer
tussen zorginstellingen waarbij medische zorg nodig kan zijn
- PA/VS-eenheid (Physician Assistant / Verpleegkundig Specialist)
- Heeft geen brancard, wél extra kennis en bevoegdheden.
- Kan zelfstandig onderzoek doen, medicatie voorschrijven, hechten en kan naast het LPA
ook de NHG-standaarden gebruiken.
- Rapid Responder
- Personenauto met verpleegkundige, zonder mogelijkheid tot vervoer.
- Wordt ingezet bij twijfelgevallen of ter ondersteuning.
Samenwerking en warme overdracht
In de ideale wereld hoeft niemand te bellen voor een zorgvraag die ergens anders hoort. Maar de werkelijkheid is anders. Mensen zijn kwetsbaar, systemen zijn versnipperd en veel patiënten passen niet in één hokje. Dat vraagt om warme samenwerking – niet om het koud doorschuiven van verantwoordelijkheden. Daarom is er de afgelopen jaren hard gewerkt aan het versterken van de lijn tussen HAP en de RAV. Zo is de afspraak dat ambulancezorgprofessionals (behalve op een middencomplexe ambulance) direct met de regiearts van de HAP kunnen overleggen, in plaats van dat patiënten onnodig worden doorverwezen.

“Tijdens de coronapandemie zijn we begonnen met deze overlegstructuur,” zegt Ingrid van Dijk, intensivist en MMA bij de RAV. “ Dat bleek zo waardevol dat we het nu structureel inzetten.”
Ook het herkennen van situaties waarin ambulancezorg eigenlijk voorkomen had kunnen worden, speelt een steeds grotere rol. Annemarie van der Velden: “We moeten blijven verbeteren wat we als ambulancezorg doen, we hebben zelf immers maar één knop om aan te draaien. Als er meerdere knoppen zouden zijn – denk aan preventie of betere afstemming – zouden we veel situaties anders
kunnen oplossen.” Daarom wordt geëxperimenteerd met innovatieve triagemethoden, zoals de
inzet van troponinebepalingen aan huis en SMART-triage. Het doel: zorg versnellen waar het moet, voorkomen waar het kan, en teruggeven aan de patiënt waar het veilig is.
Afbuigen met vertrouwen
Het afbuigen van zorg klinkt mooi, maar roept ook weerstand op. Want wanneer voelt het als sturen, en
wanneer als afschuiven? Volgens de MMA’s ligt het verschil in communicatie en samenwerking.
“Als we bij specifieke patiënten van tevoren goede afspraken maken – denk aan veelbellers of mensen in de palliatieve fase – kunnen we veel gerichter handelen,” vertelt Matthijs de Visser. “Maar dat lukt alleen als we elkaars context snappen en samen optrekken.” Er zijn dus niet alleen protocollen nodig, maar ook relaties. Tussen mensen. Tussen diensten. En tussen werelden die lang naast elkaar werkten, maar steeds
meer met elkaar verbonden raken.
De blik vooruit: één zorgsysteem, één verhaal
Hoe ziet de samenwerking eruit in 2030? Als het aan de MMA’s ligt, zijn de HAP en RAV dan geen losse schakels meer, maar onderdeel van een integraal zorgsysteem. Geen hokjesdenken, maar zorgcoördinatie vanuit één platform waarop niet alleen huisartsenzorg en ambulancezorg zijn aangesloten, maar ook VVT en GGZ. “De patiënt belt, en wij zorgen samen dat hij op de juiste plek terechtkomt,” vat Marthe Hofman samen. “Snel, veilig en passend.” Dat vraagt om durven loslaten van oude gewoontes. Maar ook om vertrouwen. Vertrouwen in elkaar, in elkaars expertise en in het gedeelde doel: de juiste zorg op de juiste plek.
Tot slot: wat we willen meegeven
De zorg verandert. De vragen worden ingewikkelder, de grenzen vager. Maar juist in die complexiteit ligt ook kracht. Door te luisteren, samen te werken en elkaars taal te spreken, zorgen we ervoor dat de keten blijft functioneren. Voor de patiënt van vandaag én die van morgen. Samen sturen we de patiënt – en vooral de zorg – de goede kant op.